Als langjarige amateur-journalist heb ik, durf ik te zeggen, een soort speciaal zintuig ontwikkeld voor een bijzonder journalistiek fenomeen: de mogelijke samenhang tussen twee of meer onderwerpen die op één dag in de krant ter sprake komen waartussen enerzijds geen enkel aantoonbaar verband bestaat maar anderzijds door een bijzonder alerte lezer toch ‘iets’ kan worden bespeurd.
Het beste voorbeeld dat ik ken voor deze constellatie is in mijn herinnering de Engelse Profumo affaire uit de jaren zestig van de vorige eeuw. John Profumo, minister van defensie in de regering van Macmillan, werd beschuldigd van een relatie met Christine Keeler, een zich ook in fashionable circles bewegende ‘callgirl’, die hem chantabel kon maken. Hij ontkende onder ede, maar meerdere journalisten wisten dat hij loog. Bij wijze van geheime code maakten de ‘ingewijde’ journalisten dit aan elkaar kenbaar door elke dag waarop Christine Keeler in de media verscheen, en als gevolg van haar opzienbarende levenswandel gebeurde dat vaak, altijd in de krant van diezelfde dag even in een bericht te vermelden wat, hoe triviaal ook, minister Profumo die dag zou gaan doen of de vorige dag had gedaan. Ik herinner me niet met zekerheid of de geheime afspraak ook inhield dat ze zouden proberen de beide berichten altijd zo dicht mogelijk bij elkaar op dezelfde pagina te publiceren; op Wikipedia en aanverwante internet-sites heb ik deze bijzonderheid van de Profumo-affaire niet kunnen vinden.
Inhoudelijk en qua strekking van geheel andere aard is de ‘geheime’ samenhang die ik in mijn verbeelding onderken tussen (1) de wijze waarop NRC Handelsblad vorige week zaterdag schreef over hoe Trump al in opspraak is gekomen voordat hij president is, en (2) met name één passage in het artikel over parapsychologie onder de titel ‘Het zesde zintuig’ van Freek Schravesande op de pagina’s 32 en 33 van het eerste katern van de krant van die zaterdag.
Het artikel gaat over hoe twee medewerkers van Het Johan Borgmans Fonds de nalatenschap beheren van de bekende natuurgenezer en paragnost Gerard Croiset (1909-1980). Ik citeer de bedoelde passage; de redacteur vraagt de beide medewerkers of ze zelf geloven in een zesde zintuig.

Gerard Croiset
‘Het gáát niet om geloven, zeggen beide. “Het gaat om de studie ernaar. Waarom zou je daarover een standpunt innemen zolang je niets zeker weet? We weten alleen zeker dat er mensen zijn die zulke ervaringen rapporteren. … Wat de parapsychologie interessant maakt, is dat iedereen er een mening over heeft. Waarom is theologie als studieobject wel geaccepteerd en parapsychologie niet? God mag je wel onderzoeken, maar niet het idee dat er meerdere goden bestaan. Of dat je met overledenen kunt communiceren. Onderzoek moet passen in het westerse, christelijke paradigma. Voor verliefdheid is ook geen wetenschappelijke basis. Maar dat vinden we wél normaal.”‘
De ‘link’ die ik zie, loopt via de noties van (1) de perifere identiteit en (2) de ‘mneme’. In de randgebieden van de parapsychologie is ‘perifere identiteit’ een bekend begrip. In de zogenoemde ‘normale wetenschap’, d.w.z. de wetenschap volgens de regels van het actuele paradigma, geldt de regel ‘Pour agir, il faut localiser’. Zo staat het letterlijk in het klassieke werk van Canguilhem ‘Le normal et le pathologique’ (1966). Dat boek gaat over het vakgebied pathologische anatomie; het fenomeen zelf geldt niet alleen voor de ziektekunde, maar algemeen. Trump als concreet persoon kan alleen handelen voor zover hij naar lichaam, ziel en geest ergens in de ruimte zich manifesteert. Dat is zijn ‘centrale identiteit’. Tegelijk heeft, ‘is’ in zekere zin, Trump zijn ‘perifere identiteit’. Dat is het virtuele totaalbeeld dat alle mensen die op een of andere manier ‘weet hebben’ van Trump, in zich dragen [en juist Trump is in die zin uitzonderlijk dat hij op dit moment vermoedelijk wereldwijd de grootste ‘perifere identiteit’ heeft]. ‘Ontologisch’ is deze perifere identiteit zuiver abstract. Qua operationele werkzaamheid is ze minstens zo concreet als de centrale identiteit. Het bergip ‘mneme’ is begin vorige eeuw ingevoerd door Richard Semon als naam voor een psychologisch mechanisme dat in levende wezens werkzaam is voor de overdracht van kenmerken op nakomelingen dat naast de genetische invloed werkt. Een eigentijdse omschrijving is ‘een idee dat zich verspreidt onder informatiedragers (tot nu toe voornamelijk menselijke hersenen en sociale netwerken), en ook wel omschreven wordt als een besmettelijk informatiepatroon. In meer specifieke termen: een mneme is een zichzelf vermeerderende eenheid van de culturele evolutie, zoals een gen de eenheid is van de biologische evolutie’. Een ‘besmettelijk informatiepatroon’ – dat herkennen we in het gedrag van Trump.
Hugo Verbrugh | Afbeelding: Nationaal Archief
recent commentaar