Ik zit in een diepbruin café (of is het allemaal stof?) Zo donkerbruin dat, buiten de lichtstraal van het lampje boven de bar, alles zwart is. Ik wilde net als mijn grote voorbeeld Simon Carmiggelt in een café een verhaal voor mijn column uit iemand halen, maar dat mislukte.
De man had een agressieve dronk en vertrok. Ik ben absoluut niet gewend om niets te doen, maar de schaarse gasten die nu nog in het café zitten zijn er experts in. Minutenlang staren ze in stilte over hun half opgedronken bier of borrel in het zwarte niets. Er is zelfs geen achtergrondmuziekje. Ik vind dit wassenbeelden museum een krankzinnige situatie, maar de barman vindt het schijnbaar heel gewoon. Ook hij doet heel overtuigend niets, leunt tegen de stoffige flessenkast en staart over de hangmatachtige wallen onder zijn ogen in het eeuwige zwart. Na een kwartier draait iemand langzaam zijn hoofd in de richting van de ongeschoren barman en maakt een trage beweging met zijn vinger.
Tergend sloom komt de barman uit zijn leunende houding en in een slowmotionachtige beweging schenkt hij het borrelglas vol. Daarna gebeurt er weer een millennium lang niets. Ik kijk op mijn telefoon hoe laat het is en besluit dat ik hier weg moet. Ik betaal en loop naar de deur. Weg uit deze zombiewereld. Maar dan gaat de deur open en samen met het geroezemoes van de straat komen twee vlotte, luid pratende dames binnen, bepakt en gezakt van het boodschappen doen. Als ze met hun hele hebben en houwen binnenstaan stokt hun loop en hun gesprek. Ze kijken om zich heen en één van de dames roept in het algemeen: ,,Is hier soms net een man met een hoed naar binnengekomen?” De barman schudt traag zijn hoofd. Dan acteert de dame: ,,Oh, dan zitten wij verkeerd. Sorry hoor, goooedemiddag.” Als zij en ik buiten staan, hoor ik de ene vrouw tegen de andere proesten: ,,Vreselijk daarbinnen. In zo’n tent wil je zelfs nog niet dood gevonden worden. Laten wij maar vlug naar de McDonald’s gaan voor een kop koffie”.
Jacques Beket
recent commentaar