Kan ik de pijn van een ander voelen? Goeie vraag! Filosofie, neurologie, psychologie en zelfkennis zijn daarin intiem met elkaar verweven. Een halve eeuw geleden, toen ik geneeskunde studeerde, was het antwoord keihard ‘nee’. Onze hoogleraar neurologie, de destijds bekende en hooggewaardeerde Jan Willem ter Braak, was daar heel stellig in.
Tegenwoordig wordt daar genuanceerder over gedacht. Het sleutelwoord is empathie, het vermogen om je daadwerkelijk in een ander in te leven. Volgens sommige onderzoekers kan dat heel ver gaan. Ik haal uit NRC / Handelsblad (met cursiveringen van mij):
‘Dokters leven echt mee met pijn lijdende patiënten. Hersenscans van artsen die een patiënt behandelen, laten zien dat die artsen daadwerkelijk de pijn van hun patiënten voelen. En dat ze een beloning ervaren als hun behandeling bij een patiënt aanslaat. Deze reactie is het sterkst bij artsen die zichzelf als empathisch beschrijven. … De onderzoekers lieten 18 jonge artsen eerst de pijn doormaken van een heetwordend plaatje dat op de onderarm een pijnprikkel gaf, en installeerden een tweede apparaat dat via een armband met elektroden de pijn zou onderdrukken. Dat tweede instrument was nep, maar om de artsen te laten geloven dat het werkte, verlaagden de onderzoekers de temperatuur van het eerste apparaat stiekem. Daarna deden de artsen een intakegesprek met ‘patiënten’, in werkelijkheid acteurs. De artsen gingen in een MRI-apparaat liggen en kregen daar twee knoppen tot hun beschikking: de ene zou de pijnstillende elektrode- armband activeren, de andere was een nepknop, niet verbonden aan een apparaat. Via spiegeltjes hielden ze oogcontact met hun patiënt. De ‘patiënt’ speelde het spel mee, en liet een van pijn vertrokken gezicht zien, behalve wanneer de arts de behandelknop indrukte. Uit de hersenactiviteit van de arts was empathie af te lezen: bij het indrukken van de behandelknop werd een gebied actief dat geassocieerd is met de verwachting dat pijn verdwijnt. Ook werd het beloningscentrum actief. Na afloop onthulden de onderzoekers de artsen dat niet hun patiënten maar zijzelf de proefkonijnen waren. Ze mochten zich nog terugtrekken, maar niemand deed dat.’
Ik heb het bericht letterlijk overgenomen, want ik ben hoogst onzeker of ik begrijp wat hier staat. Als ik probeer dat in mijn eigen woorden samen te vatten, staat hier eigenlijk … Ja, wat staat hier eigenlijk? Ik maak ervan dat ik alleen daadwerkelijk iets voel – of moet ik zeggen: dat ik alleen kan beoordelen of ik daadwerkelijk iets voel? – voorzover zich in mijn hersencellen bepaalde processen voordoen – of moet ik zeggen: voorzover onderzoekers bepaalde veranderingen kunnen meten in de processen die zich in mijn hersenen voordoen?
Ik illustreer mijn twijfel aan een variant op een bekende cynische wisecrack over de vraag wat intelligentie is. Het klassieke antwoord is: intelligentie is wat de intelligentie-test van de psycholoog meet. [De Cito-toets geeft een actueel voorbeeld van een variant hiervan]
Evenzo wil ik, als ik zeg ‘ik voel dit-of-dat’, eigenlijk zeggen [of moet ik misschien zelfs zeggen]: ‘de neurofysiologische onderzoeker meet zus-of-zo veranderingen aan mijn hersencellen’. Dat begrijp ik althans uit het bericht in de krant, en de lezer zal begrijpen wat ik bedoel – ik begrijp er niets van.
Wat ik wel begrijp, is waar dit merkwaardige experiment op gebaseerd is: op de theorie van de zogeheten spiegelneuronen. Dat zijn gespecialiseerde hersencellen die rond de eeuwwisseling door Italiaanse onderzoekers werden ontdekt. Die hersencellen spiegelen in mijn brein handelingen die ik bij andere mensen waarneem en tegelijk zetten ze mij aan die handelingen actief na te bootsen. Vervolgens wordt die aanzet tot actief nabootsen door andere zenuwcellen teruggehouden, en daardoor leid ik het normale sociale leven dat ik onder normale omstandigheden leid. Bewustzijn, kennis, cognitie is, zo leert de theorie van de spiegelneuronen, de innerlijke gewaarwording van die aanzet tot nabootsende activiteit.
Het plaatje is de omslag van een populair boek dat een van de ontdekkers samen met een journalist schreef over dit thema. ‘Ik weet wat je doet – het brein dat handelt en de spiegelneuronen’, heet het, en die titel vat de betekenis van dit onderwerp trefzeker samen.
Voor zover ik begrijp wat in dat boek staat, bewijzen de auteurs voor mijn gevoel dat je niets kunt begrijpen van neurologie en psychologie als je er niet stevig wat filosofie in meeneemt. Dat is een behartigenswaardige boodschap voor het onderwijs in de psychologie.
Hugo Verbrugh
Als uitgangspunt voor de beantwoording van de vraag of we de pijn van een ander kunnen voelen, lijkt mij de evidentie een bron van kennis. Ik heb geen hersenscan nodig om te beseffen dat de pijn die mijn kind of mijn geliefde overkomt, zijn weerspiegeling heeft op mijn ervaring. Deze evidentie geldt niet als wetenschappelijk bewijs, maar vormt een argument dat moeilijk te weerleggen is. Ik durf te stellen dat de evidentie van dit fenomeen de grondslag vormt voor het idee dat we überhaupt van een samenleving kunnen spreken.