In het nieuwe kabinet zit één man die speciale aandacht verdient. Ik doel op ‘Wonderboy Robbert Dijkgraaf, geboren  januari 1960 in Ridderkerk, enig kind, laatbloeier’, dat haal ik uit het artikel in Trouw van 31 december 2021. Ik vond een een inspirerende passage over het denken en werken van Dijkgraaf in zijn boek ‘Het Isgelijkteken’. (Uitgeverij Prometheus, februari 2019, intussen 8e druk). Het begint met de zin: ‘We lachen nu om de tijden waarin men serieus dacht dat de aarde plat was’. Als ik dat ergens lees, kom ik onmiddellijk innerlijk in actie. ‘Men’ heeft dat namelijk nooit gedacht.

De mensen die in de maatschappij de serieuze kennis  beheren, hebben vanaf het begin van de Europese filosofie, circa 600 v.C., geweten dat de aarde rond is. Een paar eeuwen later kwam het verzinsel over de zogenaamd platte aarde in de wereld. Het is het oudste goed gedocumenteerde broodje aap verhaal – een zuiver voorbeeld van fake news, bedoeld om de tijdgenoten op een verkeerd been te zetten. ‘Kerkvader’ Lactantius (240-320) is er mee begonnen; zijn veel bekendere collega Augustinus (354-430) heeft hem er postuum ernstig over gekapitteld. Veertien eeuwen later blies de Franse geograaf Antoine-Jean Letronne (1787-1848) het verzinsel nieuw leven in en betoogde in 1834 dat de middeleeuwse kerkelijke autoriteiten het geloof aan de platte aarde onder bedreiging met brandstapels hadden afgedwongen.

Het plaatje is een van de bekendste, meest gebruikte en meest geheimzinnige beelden uit de geschiedenis van de Europese natuurwetenschappen. Wie het gemaakt heeft, is niet bekend. Het verscheen voor het eerst in het boek L’atmosphère: météorologie populaire (De Atmosfeer: Populaire Meteorologie), 1888, van Camille Flammarion (1842-1925). Over wat het plaatje vertelt, circuleren eindeloos veel duidingen. wikipedia.org/wiki/Flammarion_engraving. H.V.

In Amerika  schreef Washington Irving (1783-1859) in 1828 een populair boek, History of the life and voyages of Christopher Columbus, waarin hij Columbus plaatste tegenover een raad van geleerden die hem, met de Bijbel en de geschriften van deze kerkvader in de hand, van ketterij beschuldigden. Zou Dijkgraaf dat niet weten? Hoogst onwaarschijnlijk. Hij zelf relativeert die rare bewering in elk geval onmiddellijk: ‘Maar laten we eerlijk zijn’, vult hij aan: ‘dat is niet eens zo’n gekke gedachte. Vanuit de achtertuin is de platte-aarde-hypothese goed vol te houden’. Sterker nog, voeg ik zelf toe, in het baanbrekende boek ‘De Structuur van Wetenschappelijke Revoluties’ (1962) geeft fysicus en historicus Thomas Kuhn perfecte argumenten voor de gedachte dat de ronde en bewegende aarde en de vaste en platte aarde eigenlijk best als twee naast elkaar staande paradigma’s zouden kunnen gelden. Dit motief staat bij Dijkgraaf in het hoofdstuk ‘Grenzeloze groei’ van ‘Het Isgelijkteken’.

Uit het hoofdstuk ‘Onderwijs versus vernieuwing’ van het boek haal ik een ander motief dat mij bijzonder aanspreekt: ‘Toen begin van de vorige eeuw de sociale emancipatiebeweging vele nieuwkomers op de onderwijsmarkt bracht, vonden we hervormers als … de Vrijeschool van Rudolf Steiner’. Dit is de eerst keer dat een gezaghebbende politicus in een zó een positieve strekking dit onderwerp noemt. Dit is een aangevertje!

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.