Al een paar weken gaat het hier over FinTech en daaromtrent: de vraag in hoeverre robots niet alleen kunnen denken maar ook moreel verantwoorde beslissingen kunnen nemen over geldkwesties: desteronline.nl/kan-een-robot-een-erectie-krijgen, desteronline.nl/herkent-de-robot-ironie en desteronline.nl/kunnen-robots-denken
Deze week is een vervolg op een van de thema’s van vorige week. Ik citeerde Ger Groot, die in een column in Trouw stelde: ‘Fysieke schoonheid is alleen vast te stellen wanneer iemand daar meer of minder verrukt naar kíjkt.’ Ik heb weer een nieuw argument om deze stelling te bestrijden. Ik benoem het als ‘het Duveen-argument’. Dat verwijst naar de iconisch-beroemde kunsthandelaar Sir Joseph Joel Duveen (1843 – 1908). Ruim een eeuw geleden creëerde die een nieuw ‘paradigma’, een nieuw wetenschappelijk-filosofisch denkraam, in de kunstgeschiedenis. Ultraplat samengevat introduceerde hij déze nieuwe waarheid in de kunstgeschiedenis: [de] fysieke schoonheid [van een schilderij] laat zich met de zekerheid en precisie van een zogenoemd ‘wetenschappelijk feit’ vaststellen [namelijk door de geldbedragen in de orde van ‘wat een gek ervoor geeft’ te veralgoritmiseren, en deze algoritmen op elkaar los te laten]. Nadere uitleg volgt verderop in dit stukje; ik illustreer eerst de operationele geldigheid ervan aan een concreet voorbeeld waarover ik ‘van horen zeggen’ weet heb.
Het gaat over mijn goede vriend X. Die heeft mij dit allemaal persoonlijk verteld als waargebeurd [en ik geloof hem], en daarom komt die alleen als ‘X’ in dit verhaal voor.
X heeft een goed ontwikkelde intuïtie voor wat een mooi schilderij is, en op een dag ontdekt hij ergens een schilderij van een onbekende schilder [ik noem die schilder hier ‘Y’] dat hem aanspreekt [ik heb een foto van dit schilderij hier gekopieerd]. X koopt voor een habbekrats het schilderij van Y, hangt het bij hem thuis op, en krijgt in de volgende dagen en weken [gewoon door ernaar te kijken] steun voor zijn intuïtie. Hij ziet het steeds duidelijker: dit schilderij hééft iets [vrienden en anderen die het schilderij ook zien, geven hem steun in zijn oordeel].
X gaat op zoek naar meer werk van Y, vindt voor weinig geld nog heel wat, en het wordt bijna een hele handel … en dan treedt bij X een volgende intuïtie in werking. Hij biedt de schilderijen met een ‘reclame-technisch’ perfect verhaal [‘nieuw ontdekte miskende avant garde meester’ en zo] te koop aan, en raakt zodoende psychofyiologisch allerlei snaren en appelleert aan het snobisme van rijke stinkerds die niet willen weten hoe zielig ze zijn en daarom altijd ‘erbij’ willen horen … – en de rest laat zich raden.
Zoals het tot nu toe hier staat is het een oud verhaal. ‘Mundus vult decipi, ergo decipiatur’, leerden de Ouden twintig eeuwen geleden: de wereld wil bedrogen worden, dus moge zij dan ook bedrogen worden. En ruim één eeuw geleden werd Duveen dus rijk doordat hij, geleid door zijn instinct, volgens dit systeem ging kopen en verkopen.
Maar nu is er sinds de tweede helft van de vorige eeuw IETS NIEUWS. Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang in de psychologie, in de neuro-wetenschappen, in de filosofie en in de wiskunde, is er nu het inzicht dat het zenuwstelsel ‘een vermoedmachine’ is. Deze term komt uit een interview dat ik in 1973 had met Jan Droogleever Fortuyn (1906-1999), hoogleraar neurologie in Groningen [en echtgenoot van de psychiater Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998), die als M. Vasalis een bekende Nederlandse dichter is].
‘Het zenuwstelsel is een “vermoedmachine”’; wat beteken dat? Het betekent het volgende:
Instinctief lopen wij in en met ons brein onafgebroken situaties te taxeren en onze verwachtingen te vertalen in ‘rekensommetjes’. Ter toelichting citeer ik uit de roman Adolphe van Benjamin Constant (1767-1830): ‘Presque toujours, pour vivre en repos avec nous-mêmes, nous travestissons en calculs et en systèmes nos impuissances et nos faiblesses: cela satisfait cette portion de nous qui est, pour ainsi dire, spectatrice de l’autre’. Om in gerustheid met onszelf te kunnen leven, reconstrueren we onze onvermogens en zwakheden in berekeningen [en ‘algoritmen’ is hier mijn vrije vertaling]. Dat bevredigt dat deel van ons dat, om het zo te zeggen, de toeschouwer is van het andere deel.’
Hier spreekt de geest van de Verlichting: ratio, afstandelijk toekijken en wegen, meten, tellen in plaats van engagement en meedoen!
In het Stedelijk Museum in Amsterdam speelt over dit alles dezer dagen een mega-rel. Een groep kunstenaars, kunsthistorici, museummedewerkers, galeriehouders en andere mensen uit de kunstwereld wil eerherstel van voormalig directeur Beatrix Ruf. Deze vermoedelijk geniale dame was verstrikt geraakt in een FinTech verstrengeling waarin de esthetische waarde van kunst op geniale wijze verknoopt was met de prijs van de doeken waarop die kunst geschilderd was, en die groep wil nu dat zij terugkeert bij dit museum. Ik zal de betrokkenen de tekst van dit stukje sturen – met een rekening voor het advies dat ik hen met bovenstaande overwegingen heb gegeven. Als ze niet betalen, zal ik dit stukje in brede kring verspreiden met de aanvulling dat ik concludeer dat die eerherstel-voor-Ruf-vragers financieel belang hebben bij de handel en wandel van deze geniale dame.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar