Zonder dat wij zelf weten wat wij doen, helpen wij de wereld steeds effectiever naar de verdommenis. Het mechanisme is onze eigen verslaving aan de totaal-digitalisering van de werkelijkheid.

Dat is, in mijn eigen woorden samengevat, de boodschap die de Duitse neurowetenschapper / – psychiater Manfred Spitzer ons voorhoudt in zijn boek ‘Digitale dementie – hoe wij ons verstand kapotmaken’ (Atlas Contact, vorige week in vertaling verschenen). In NRC/Handelsblad van 24 juni stond een groot artikel over dit boek van Hendrik Spiering. Min of meer verpletterd door de keiharde taal van dit artikel, copieer ik een paar passages.

‘De basisboodschap is glashelder. Alleen niet erg populair. Kinderen leren van de werkelijkheid, van echte ervaringen, van het directe contact met andere mensen. En dus totaal niet van computers of televisie. Hoe meer kinderen met “beeldschermen” bezig zijn, des te slechter het is voor hun concentratievermogen, taalverwerving en sociale vaardigheden. En je ziet de resultaten in de samenleving. Aandachtsstoornissen, depressies bij kinderen. En sinds vijftien jaar stijgt ook het IQ niet meer, het daalt zelfs een beetje. … Mij wordt verweten dat ik ouderwets ben, een cultuurpessimist. Maar ik baseer mijn boodschap op wetenschappelijke onderzoeken. Kinderen moeten dingen doen om te leren. Begrijpen, dat is ook iets vastpakken. Mijn collega Manfred Kiefer onderzocht eens hoe kinderen nep-objecten konden leren herkennen. Als kinderen die dingen konden vastpakken ging dat prima. Als ze het van een scherm leerden, helemaal niet. …’

Zo hoor je het eens van een ander. Waar en wanneer heb ik het eerder gelezen? Minstens twee maal.

(1) In 1964 in een boekje van kinderarts Frits Wilmar, ‘Over de invloed van radio en televisie op kleuters en jonge kinderen’. In 2008 maakte ik met mijn vriend dr. Peter van Domburg, neuroloog en klinisch neurofysioloog, een heruitgave met aanvullingen, annotaties, commentaren, toelichtingen en een nabeschouwing [ISBN 978 -90-9023964- 4]. De Nederlandse Bibliotheek Dienst publiceerde daarover: ‘(Het boek is) een unieke waarschuwing voor de nadelige effecten van radio en televisie op de neurologische ontwikkeling van kinderen. Uniek doordat Wilmar, anders dan de nog steeds lopende gangbare discussie, niet over de inhoud sprak, maar over de natuurwetenschappelijke fenomenologie van deze mediasignalen. Dit is nog steeds een originele ingang. … Van Domburg en Verbrugh hebben de aanzet van Wilmar zeer uitgebreid geannoteerd met correcties en baanbrekend nieuwe inzichten vanuit de neurowetenschappen. Zij komen tot de conclusie dat Wilmar al ver voor zijn tijd een juiste visie vertegenwoordigde, die in onze tijd dringend in het discours dient te worden opgenomen. De neurologische schade voor de jongsten blijkt nu aantoonbaar. … De tekst van Wilmar wordt in porties bewerkt en gecomplementeerd met bijna honderd pagina’s actuele informatie en daaruit afgeleide visie. Allemaal zeer overtuigend. Bedoeld voor vakgenoten, pedagogen en mediadeskundigen, zoals bibliothecarissen. Ook geschikt voor ouders en andere belangstellenden die populair-wetenschappelijke teksten kunnen volgen’.

(2) In augustus 2012 in een persbericht van Erasmus MC: ‘Kinderen die tussen hun tweede en derde levensjaar overmatig televisie kijken, ontwikkelen vaker gedragsproblemen dan kinderen die met mate of geen televisie kijken. Dit blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC. Het probleemgedrag uit zich in agressie, overactief gedrag, concentratieproblemen en ongehoorzaamheid. … .’

Kan iemand mij uitleggen waardoor het komt dat een halve eeuw na al deze goed gedocumenteerde en onderbouwde waarschuwingen, de aanbevelingen om kinderen te beschermen tegen deze ongein nog steeds verwaaien als holle woorden in de wind?

Hugo Verbrugh

verbrugh01