“Niet meteen kijken, maar die boom daar staat misschien naar je te staren”.

Nadat u deze eerste zin hier hebt gelezen, gaat u wellicht denken dat ik hier een aanhanger citeer van Prinses Irene en haar ‘praten met bomen’-discours.

Nee, lezer, als u dat dacht, hebt u zich vergist. Het is een citaat uit een gerespecteerd populair wetenschappelijk tijdscrift, Scientific American, deze maand, een artikel van Marta Zaraska over de vraag: ‘Do Plants See the World around Them?’.

Ik haal het uit het dagblad Trouw van 5 januari. Die krant schrijft erover ‘naar aanleiding van een recente uiteenzetting van twee wetenschappers voor Trends in Plant Science, een wetenschappelijk platform voor peer-reviewed (oftewel door andere wetenschappers geverifieerde) artikelen.’

Dat is voldoende argumentatie om dit verhaal absoluut serieus te nemen. Een heel ander argument is dat het verhaal al lang geleden begon. De oudste mij bekende publikatie is het boek uit 1848 ‘Nanna oder das Seelenleben der Pflanzen’ van Gustav Fechner, een van de founding fathers van de huidige psychologie. Een andere voorloper komt ter sprake bij het plaatje.

De actualiteit van het thema documenteer ik aan de hand van de tekst van een derdejaars student pychologie, Alex van Straaten, die onlangs mijn keuzevak Toegepaste WetenschapsFilosofie volgde. In dat vak komt ‘het zieleleven na de plant’ even aan de orde; Alex schreef naar aanleiding hiervan:

‘Sinds een paar jaar is er een nieuw onderzoeksveld binnen de plantkunde: de plant neurobiologie. Wetenschappers binnen dit veld beweren dat planten intelligente wezens zijn. Intelligentie bij planten is een zeer controversieel onderwerp, aangezien planten geen neuronen of hersenen hebben. Planten kunnen echter wel op allerlei manieren zintuigelijke informatie waarnemen. Planten hebben verschillende zintuigen ontwikkeld, waaronder zintuigen die lijken op de vijf menselijke zintuigen. Een voorbeeld is zicht, planten reageren anders op verschillende hoeveelheden licht. Sinds kort is ook bekend dat planten kunnen ‘horen’: het blijkt dat planten chemicaliën vrijlaten om zichzelf te verdedigen als er een geluidsopname wordt afgespeeld van rupsen die een plant eten. Andere zintuigen van planten zijn bijvoorbeeld het voelen van zwaartekracht en water. De wortels van een plant veranderen van richting als ze een object opmerken waar ze niet doorheen komen. Dit doen ze al voordat ze tegen het object aankomen. Wortels registreren ook chemische signalen van andere planten in de buurt en kunnen zo bepalen of het dezelfde soort plant is of een ander soort plant. Als het dezelfde soort plant is, kan het resources delen.

Het plaatje, ontleend aan het boek van Jean Gebser ‘Abendländische Wandlung – Abriss der Ergebnisse moderner Forschung in Physik, Biologie und Pyschologie – ihre Bedeutung für Gegenwart und Zukunft’ (1941), toont de opstelling waarmee Sir Jagadish Chandra Bose (1858-1937) bijna een eeuw geleden de allerfijnste ‘neurofysiologische’ bewegingen van planten registreerde.

Planten zijn in staat om veel soorten stimuli uit de omgeving waar te nemen en daarop te reageren. Het blijkt zelfs dat planten dingen kunnen ‘onthouden’. Dit werd aangetoond met een gewenningsexperiment, een experiment waarin een subject wordt geleerd een irrelevante stimulus te negeren. In dit geval waren de subjecten Mimosa pudica (kruidje-roer-mij-niet). Bij deze plantensoort worden de bladeren opgevouwen als ze aangeraakt worden. In het experiment liet men de Mimosa pudica elke 5 seconden vallen van een hoogte van 15 centimeter. Na ongeveer 5 keer vallen leerden de planten het vallen te negeren en bleven de bladeren geopend. Dit effect bleef toen het experiment na een week herhaald werd.

Het experiment is niet oncontroversieel, maar dit kan dus betekenen dat hersenen niet noodzakelijk zijn voor geheugen en leren. Of je planten kan omschrijven als ‘intelligent’ hangt af van de omschrijving. Intelligentie wordt vaak geassocieerd met hersenen. De plant neurobiologen omschrijven intelligentie liever als ‘de vaardigheid om op een optimale manier te reageren op uitdagingen uit de omgeving’. Op deze manier zou je planten als intelligent kunnen zien. Intelligentie zou zelfs als eigenschap van leven in het algemeen beschouwd kunnen worden.

Hebben planten een bewustzijn? Ook dit ligt aan de definitie. Planten zijn niet zelfbewust, maar als bewustzijn wordt gedefinieerd als ‘het bewust zijn van de omgeving’, dan zou je planten kunnen beschouwen als bewuste wezens. Als planten bewust zijn, kunnen ze misschien ook pijn voelen. Tegenstanders van dit idee beweren dat hersenen noodzakelijk zijn om pijnstimuli te kunnen verwerken (no brain, no pain). Maar misschien ervaren planten pijn op een andere manier.’

Tot zover deze student. Mijn eigen afronding deze week gaat over een boek onder de titel ‘Denken over geneeskunde – Grensverkenningen’ onder redactie van Koo van der Wal e.a., dat, als alles volgens plan verloopt, op afzienbare termijn, verschijnt.

Dit boek ligt in het verlengde van een boekje van de Rotterdamse kinderarts Charles de Monchy dat vorig jaar verscheen: De derde revolutie in de geneeskunde. ‘Na de indrukwekkende successen van het natuurwetenschappelijke medische model wordt de geneeskunde nadrukkelijker dan voorheen geconfronteerd met nieuwe, deels hernieuwde vragen waarop zij het antwoord moet zien te vinden’, begint de flaptekst. ‘Denk aan de invloed van psychosociale, maatschappelijke en economische factoren bij het ontstaan en verloop van allerlei gezondheidsklachten, aan ‘onbegrepen ziekten’ zoals het chronisch vermoeidheidssyndroom, aan de effecten van placebo’s, en in het algemeen aan de mogelijkheid om door gerichte wilsinspanning autonoom geachte lichaamsfuncties, zoals de bloedcirculatie of het immuunsysteem, te beïnvloeden.’

Zou hierin ook een verwijzing staan naar mijn onderwerp van deze week?
Wordt vervolgd.

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]