Vanaf het moment dat mijn kinderen mij konden begrijpen ben ik heel transparant naar ze geweest. Dat deed ik intuïtief. Want hoe je je kinderen moet opvoeden, daar bestaat geen protocol voor. Iedereen doet het op zijn manier. Wat je wel vaak ziet is, dat veel uit de eigen opvoeding terug is te zien in jouw manier van opvoeden. Logisch, dat zijn dingen die je met de paplepel zijn ingegoten. En die geef je door. De rode draad in mijn eigen opvoeding is dat stukje warmte dat ik heb meegekregen. Ondanks dat mijn beide ouders full time werkten. Ze hadden één missie en dat was die geborgenheid. Als je dat als kind voelt, is dat een enorm pluspunt. Omdat die geborgenheid je vleugels geeft. Je weet dat alles wat je doet gesteund word door het thuisfront, waardoor je heel zelfverzekerd de wereld en de maatschappij ingaat. Dat heb ik ook geprobeerd mee te geven aan mijn eigen kinderen door ervoor te zorgen dat ze dat weten: ‘Op mij kun je onvoorwaardelijk rekenen, wat je ook overkomt’. Ook al is het jouw schuld, kom naar mij toe, dan zoeken wij een oplossing. Kom naar mij toe met wat je ook hebt. Soms kunnen we samen enorm lachen om dingen in het leven, maar wat ze niet weten is dat daar een boodschap in zit.
In alles wat ik doe of zeg zit een verborgen wijsheid. Waarom verborgen? Je moet van het leven een groot feest maken en niet de hele dag serieuze dingen roepen. Dat maakt bang en dan is de lol er snel af. Omdat ik de hele dag simpele verhalen doorgeef, maken ze kennis met de dingen des levens. En ik train de fijne motoriek. Want dat hebben ze onvoorwaardelijk nodig als ze mijn huis uitgaan. Daarom zeg ik altijd: thuis is je veilige haven. Maar zodra jij de deur uitgaat zijn er haaientanden (wees scherp). Omdat we in mijn huis getraind zijn in de fijne motoriek, wijzen onze neuzen in dezelfde richting. Dat is zo leuk, omdat, als wij samen op straat zijn, we smakelijk kunnen lachen om dingen die wij samen waarnemen. Bij mij thuis vertelden mijn ouders veel verhalen en veel van die verhalen leven nu nog voort (ook al zijn mijn beide ouders al langer dan 20 jaar geleden overleden). Een meisje bij ons in de straat was heel dik. Mijn moeder ging een gesprek aan met dat meisje. Er kwam naar voren dat ze dik was omdat ze het zonde vond als het eten dat dagelijks over was, bleef liggen. Dat was de reden dat ze vaak de restjes nog opat. Met andere woorden, ze had geen honger maar at toch maar de laatste beetjes. In de family is er het gezegde ontstaan dat als we aan tafel zijn en je hikt tegen de laatste hapjes aan, terwijl wij zien dat je al vol zit, dan zeggen wij: Brigitte. Dat woord alleen is voldoende (met andere woorden: stop met eten, je zit vol, het geeft niet als je een keer enkele hapjes laat staan).
Nog zo een voorbeeld, maar dit is een grapje. Overal ter wereld vraag je standaard aan iemand als je die tegenkomt: hoe gaat het? Dan antwoordt men standaard: goed. Deze keer vroeg mijn zus aan mijn nicht Joyce, hoe gaat het? Ze antwoordde: ik ben ziek, griep, hoofdpijn en een beetje duizelig. Maar voor de rest gaat ‘alles’ goed. Ha, ha, ha. (de grap zit hem in: voor de rest gaat ‘alles’ goed!) Ze is hartstikke ziek, maar zegt toch nog, voor de rest gaat alles goed. Als wij wel eens samen zijn met de family en we herhalen dit verhaal, dan komen we niet meer bij… Mijn moeder maakte er een gewoonte van om als iemand dik was en in een eettent werkte om te zeggen: ze maakt alles zelf op. En als we zo een tafereel zien, een dikke vrouw in een eettent, dan kijken we elkaar aan (meer niet). We kunnen de humor ervan inzien. Want zelf ben ik ook ‘volslank’, dus waar hebben we het over!
recent commentaar