Het mooiste is natuurlijk als u in mijn bijdrage aan De Ster iets leest waar u allen wat aan hebt. Soms lukt dat eigenlijk niet. Als ik fulmineer tegen een of andere ontwikkeling in het oostelijke deel van de wijk, omdat ik b.v. vind dat het sneller moet met de aanleg van de parkeergarage aan de Kralingse Zoom, dan blijkt meestal dat dat inwoners van het westen van onze deelgemeente geen lor interesseert. Of als ik meedenk over een voetbalveldje of een studentenhotel, ook dan vindt niet iedereen dat boeiend. Vandaar dat ik dit keer een onderwerp heb uitgekozen waar iedereen belang bij heeft.

Inbraakpreventie. Wist u dat de meeste inbraken overdag plaats vinden? Tussen de lunch en het avondeten. Ook blijken inbraakboeven meer in te breken als het mooi weer is dan als het lelijk weer is. De opwarming van de aarde is dan ook voor genoemde beroepsgroep een aangenaam wenkend perspectief. Dus ben ik tijdens een van mijn verkwikkende avondwandelingen eens met een inbrekersoog gaan opletten waar je allemaal huizen in kunt gaan. Wel, ik kan u zeggen, voor de slanke niet al te grote inbreker zijn er vele kruip- en sluipdoor gaten te vinden. Vaak hoef je niet eens echt moeite te doen.

Bijvoorbeeld door in het groen verscholen kelderramen, die vanwege de ventilatie open staan. Gewone ramen die open staan, en dan heb ik het niet eens over een garagedeur die ik – wederrechtelijk, maar wel effectief – testte om te zien of deze op slot zat. Dat zat hij niet en 3 fietsen, een zeer ouderwetse grasmaaier, een hakselaar en een tilbare elektrische radiator waren binnen handbereik. Het verhaal gaat zelfs verder: ik werd betrapt en in plaats van rood worden zei ik dat ik mijn poes zocht die ik naar binnen had zien gaan. Of ik, als ik het beest gevonden had, de deur achter mij dicht wilde doen? Was de aangename reactie van een aardige bewoonster, die mij nog nooit eerder had gezien. Wat een verhaal hè, mensen die niet bang zijn voor inbrekers? Bestaan dat echt nog? Zoiets verzin je niet, toch? Ik wel dus.

Eduard Schuringa