In de zorg voor ouderen gaat het er niet alleen om jaren toe te voegen aan het leven, maar ook, vooral, leven toe te voegen aan de jaren. Hoe je dat kunt nastreven en doen, wordt uitgebreid besproken in het boek waar dit stukje over gaat. Het stukje zelf is deze keer geschreven door een gast-columnist: vriend en collega-burger-journalist Nard Besseling.
***
Laatst overkwam het me weer. Ik bezocht de lagere school uit mijn kinderjaren en ik zag meteen dat het schoolplein veel kleiner was dan vroeger! Dat was natuurlijk niet zo, want het was hetzelfde schoolplein van toen. Ik dàcht alleen dat het groter was. Deze vertekening heeft waarschijnlijk in mij postgevat omdat ik toen zelf nog maar een kleine jongen was en de ruimte anders beleefde dan nu als volwassene.
Een vergelijkbare vorm van gezichtsbedrog doet zich voor met leeftijden. In mijn voorstelling nu waren de buren uit mijn jeugd al oude mensen. Heel veel mensen met kinderen die ouder waren dan mijn zusjes en ik zag ik aan voor oude mensen. Maar een simpele rekensom leert me nu dat de meesten de veertig net gepasseerd waren. Hoezo oude mensen? We laten ons blijkbaar heel makkelijk om de tuin leiden door onze voorstellingen, die aan tijd gebonden zijn, en verklaren die voor een werkelijkheid die eeuwig geldt. Inmiddels ben ik bijna zestig en ik moet u zeggen: ik ben nog helemaal niet oud. Fysiek is wel af en toe sprake van enige slijtage, maar zoals dat ook met dierbare boeken gaat: vaak gelezen en doorgebladerd komt er leven in en oud betekent dan helemaal niet uitgerangeerd en afgedankt. Ik koester mijn oude boeken als heel wijze vrienden. Oud is dus maar een relatief begrip.
Volgens mij bevat wat ik hierboven schrijf de kern van een vraag waarmee we maatschappelijk al een behoorlijk tijdje worstelen: hoe kijken we naar ouderen? Betekent oud zijn uitgerangeerd zijn of luidt de tijd van pakweg na ons vijftigste een nieuwe periode van ontwikkeling in?
Een boek waarin vrijwel op elke bladzijde een pleidooi te lezen valt voor het laatste is het zojuist verschenen tiende boek van Renée Zeylmans: Nabij zijn. Handreikingen voor levensvragen. De schrijfster nodigde meer dan 20 auteurs uit om een licht te laten schijnen op de menselijke mogelijkheden waarover we bij het voortschrijden van onze jaren beschikken. In het besef anderen tekort te doen, licht ik hier de bijdrage van Jes Tietema er even uit, ook omdat ze in Kralingen woonde.
Jes Tietema schrijft eenvoudig, maar tegelijk indringend en fijnzinnig over haar longziekte, waarvan ze weet dat die haar dood gaat betekenen. Zelden heb ik iemand zó eerlijk horen spreken (ze schrijft een soort dialogen) over wat haar innerlijk en uiterlijk overkomt. In een paar rake zinnen weet ze haar arts duidelijk te maken dat kwaliteit van leven voor haar iets anders betekent dan een jaar of wat langer leven met veel ziekenhuisopnames. Ze weigert beleefd een transplantatie, maar kiest er bewust voor nog een paar maanden thuis te leven met haar gezin. Het leven in eigen hand houden, dat is wat Jes Tietema gaat doen.
Dit is voor mij meteen de rode draad van het boek: ouder worden betekent dat je de regie over je leven hebt en kunt behouden. Dat laat niet alleen Mariel Carré zien in haar bijdrage over een kleinschalige vorm van thuiszorg, ook bij hete hangijzers als orgaandonatie, dementie, palliatieve zorg of versneld levenseinde, blijkt dat er meer mogelijk is dan ons soms wordt voorgehouden – dit laatste overigens met de beste bedoelingen.
De titel Nabij zijn wijst op een andere rode draad in het boek. Als iemand zich oprecht betrokken toont als je steun in je leven nodig hebt, dan voel je dat je er als mens toe doet. Ook in je ziekte kun je volledig mens zijn, zoals Jes Tietema en anderen laten zien. Nabij zijn betekent dus ook: dichtbij je diepste zelf zijn. Als ouder worden me dat kan geven, dan teken ik ervoor.
Nard Besseling
Het boek is uit voorraad leverbaar bij Boekhandel Amesz in Kralingen.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]
Trackbacks/Pingbacks