Sommige woorden kom je alleen in ambtelijke stukken tegen, zoals bijvoorbeeld het woord ‘wijkstallingsgarage’. Wat dat precies inhoudt kunt u beter zelf op internet zoeken, maar het komt erop neer, dat je je auto ergens in je eigen wijk parkeert. Ook zo’n kunstmatig woord is het woord ‘levensloopbestendig’.
De overheid wil dat als je oud wordt, je niet naar een bejaardentehuis gaat – heten die eigenlijk nog zo? – maar in je eigen huis blijft wonen en in je eigen wijk verzorgd wordt. De gedachte hierachter is dat je geboren wordt in een huis in een klein kamertje, je daarna verhuist naar de woon-, eet- en slaapkamer en daarna na overlijden nog net niet bijgezet wordt in je vitrinekast. Maar goed, een levensloopbestendig huis dus. Als je oud en hulpbehoevend bent geworden dan krijg je een scootmobiel om naar het wijkcentrum te gaan. In dat wijkcentrum zijn allerlei vormen van zorg. Van wijkverpleegster en winkels tot kapper. Wat vindt u daarvan? Ik moet aan dat idee wennen.
De gedachte dat ik altijd in mijn huis zal blijven wonen en geen recht meer heb op een gemeenschappelijke opsluiting in een huis op de heide geeft mij geen lekker gevoel. Juist het idee dat ik ooit mijn huis weer zal verlaten om de wijde wereld in te gaan, geeft mij energie. Begrijpt u mij goed, ik woon in een geweldige deelgemeente, een leuke wijk, in een leuke buurt en in een prima huizenblok. Maar dat terzijde. Mijn huis mag dan wel levens loopbes tendig worden, maar mijn levensloop zal toch versmallen. Je kiest op je dertigste een huis niet uit met de gedachte dat je er nooit meer weg zal gaan. Of u wel? De meesten kiezen een huis waar je met de kinderen ruim in past, met een of twee verdiepingen. Het is toch niet logisch om in datzelfde huis op je zeventigste, als je geen kinderen meer in huis hebt en geen trappen meer kunt lopen, te blijven wonen? Oud en wijs, wonend in een veel te groot huis?
We zullen zien, maar ik denk dat ik tegen die tijd echt aan een wijkstallingsgarage genoeg heb!
Eduard Schuringa
recent commentaar