Vandaag gaat het over een wijs mens die ik lang geleden leerde kennen. Wij zijn daarna intens bevriend geraakt. We hebben veel van en aan elkaar geleerd. Ooit werd ik deelgenoot van een jeugdherinnering die hoogst relevant is in verband met het thema van deze week en voorgaande weken: de veelzijdigheid van het fenomeen taal: desteronline.nl/rutte-gelijkheid-pecunia, desteronline.nl/langzaam-breekt-je-ruggengraat en desteronline.nl/je-kunt-niet-NIET-lezen-wat-hier-staat
Nu ‘hertaal’ ik in mijn eigen woorden wat ik destijds hoorde van mijn zegspersoon. Overeenkomstig de sociale codes inzake communicatie anno 2019 (1) specificeer ik leeftijd noch gender [≈ geslacht: ♀ of ♂?] van deze persoon. (2) Om het verhaal toch de flavour [≈ smaak, geur, ‘aura’] van echtheid te geven swap [≈ wissel, ruil] ik in mijn verbeelding met mijn zegspersoon en schrijf ik het in de eerste persoon.
‘Het gaat over wat mij overkwam toen wij moesten leren lezen. Direct, bijna lijfelijk voelde ik een soort oer-weerzin opkomen toen ik geconfronteerd werd met die rare, wezenloze, kale, abstracte zwarte streepjes en krulletjes op dat platte papier. Ik begreep totaal niet wat die moesten, waarom die daar stonden. Ze droegen niets bij tot mijn leven – integendeel. Ze vormden een belemmering voor de toegang die ik spontaan voelde voor de levende natuur. U kent de dichtregel van Guido Gezelle: “Mij spreekt de blomme een tale”. Voor mij is taal (1) wat wij mensen via trillingen in de lucht met elkaar communiceren doordat we spreken en (2) wat wij aan elkaar aflezen omdat wij elkaar direct-zintuigelijk zien.

Op deze tekening van een plant van Jan Verheijen, beeldend kunstenaar te Eindhoven, zijn de ‘elementenwezens’ zoals mijn goede wijze vriend die ziet, zo afgebeeld dat ook de gewone lezer van De Ster ze kan zien. Vooral de gnomen oftewel kabouters, bij de wortels, zijn duidelijk getekend (foto: Arne Verbrugh).
Maar voor mij is taal niet alleen door mensen gesproken taal. Voor mij “spreekt” niet alleen “de blomme een tale”. Tot mij “spreken de elementenwezens een tale”. De natuur kent vier ‘elementen’, oervormen waarin ze zich voordoet: aarde, water, lucht en vuur. Elk daarvan is verbonden met “oerwezens”, genaamd elementenwezens. Die “beheren” deze oervormen. De esoterie kent ze als gnomen, sylfen, undinen en salamanders. ‘Gnomen’ is een enigszins exotisch woord voor wat wij kabouters noemen. Kijk naar het plaatje en u zult begrijpen wat ik bedoel.’
Dat vertel ik alias mijn zegspersoon. Vanaf hier ben ik weer gewoon HV, auteur van dit stukje. Bij mij was en is het nog steeds precies omgekeerd als bij mijn wijze bevriende zegspersoon. Ik heb juist alles met taal, en zelfs vrijwel alleen met geschreven en gedrukte taal. Ik ben gewoon een leesbeest. Als ik plat papier met kale zwarte letters voor me heb, ben ik ‘in mijn element’. ‘Woorden willen geven aan wat ik ontmoet, aan wat me overkomt, aan wat in mijn aandachtsradius komt – dat is al zolang ik me herinner een tweede natuur van mezelf’. Tot mij spreken geen ‘elementenwezens’. Ik geloof alleen aan ze door wat anderen, zoals mijn bevriende zegspersoon, mij over hen vertellen. Maar wat wil men. Mensen verschillen van elkaar.
PS: Lezers die vaker stukjes van mij in De Ster hebben gelezen, noteren wellicht dat mijn schrijfstijl hier ietwat anders is dan anders. Misschien wekt het de indruk dat het ironisch bedoeld zou zijn. Maar dat is allerminst de bedoeling. Ik bedoel het van A tot Z onversneden serieus. Die misschien ietwat eigenaardige stijl kwam bijna gewoon vanzelf bij mij op. Dat komt doordat de strekking van dit stukje heel dicht bij mij staat en mij tegelijk totaal vreemd is.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Trackbacks/Pingbacks