‘Ik heb een verrassing voor je’, meldde mijn levensgezellin me onlangs. ‘Ik heb het op je bureau gelegd.’ De volgende ochtend vroeg zag ik de verrassing. Het was de foto die ik nu bij dit stukje heb laten afdrukken. En mèt dat ik die foto zag, kreeg ik een ‘grensoverschrijdende ervaring’. Iets overkwam mij. Ik werd een beetje boven mijzelf uitgetild – zoiets. Beter kan ik het niet aanduiden.
Met ‘grensoverschrijdende ervaring’ wordt tegenwoordig aangeduid wat vroeger ‘buitenzintuigelijke’ of zelfs ‘bovenzintuigelijke ervaring’ werd genoemd. Ze komen tegenwoordig steeds vaker voor. Steeds meer mensen maken tegenwoordig iets mee in de geest van ‘dat kàn toch niet?!’ en dan blijkt het toch te kunnen. Mijn ervaring was dat ik op de foto mijn levensgezellin van buiten af gewoon visueel-zintuigelijk zag, en op hetzelfde moment innerlijk quasi-lijfelijk opgetild en meegenomen werd in de ziel van mijn levensgezellin. Het gebeurde letterlijk op hetzelfde moment – in een oogwenk, exaifnês, zoals het in de filosofie van Plato heet. Dat is het allerkleinst denkbare moment van de tijd, korter durend dan de allerbeste microsecondewijzer kan meten. Bij mijn uiterlijke waarneming had ik een uniek-indringende innerlijke beleving.
Alleen al zó vind ik het al een mooi verhaal, maar het wordt nòg mooier. ‘Heb je ook de neus van Tineke gezien?’, vroeg mijn levensgezellin terloops toen ik haar het verhaal vertelde zoals het hiernaast staat.
Ik begreep eerst niet wat ze bedoelde. Bij nader toezien zag ik het. Ik was zó bevangen geraakt door mijn innerlijke ervaring, dat ik die neus niet gezien had – net zo min als, wellicht, menige Sterlezer ook zonder grensoverschrijdende ervaring die neus op het plaatje hierboven ook niet gezien zal hebben. Maar voor wie weet dat die neus daar te zien is, helemaal links, is die er echt, mèt een blonde haarlok en een aanduiding van het rechter oog. De foto is ooit, omstreeks 1995, terloops genomen tijdens een wandeling.
Normaliter werken onze zintuigen zo. We zien alleen wat we weten dat mogelijkerwijs te zien is. ‘Cognitieve structurering in de waarneming’ heet dit. Jos Geurts schrijft erover in zijn klassieke leerboek ‘Feit en theorie – kernproblemen van de wetenschapsleer’ (1979). Hij citeert de antropologe Margaret Mead. ‘Zij heeft een inboorling uit de oerwouden van Zuidoost-Azië door Singapore rondgeleid, en hem na afloop de vraag gesteld wat hij allemaal gezien had. Zijn antwoord was veelzeggend: hij had niets gezien. Wel gaf hij na enig aandringen toe dat hij iemand met bananen had zien voorbij komen en dat hij erover verwonderd was dat iemand zoveel bananen kon dragen. Er is geen reden om zijn bewering dat hij behalve bananen niets gezien had, in twijfel trekken. Margaret Mead’s inboorling was niet in staat om in de ervaringswereld waarmee hij in Singapore geconfronteerd werd voldoende structuur aan te brengen om de verschillende objecten en verschijnselen ook op gepaste wijze te kunnen onderscheiden. De bossen van Azië hadden hem niet de conceptuele middelen verstrekt om te kunnen zien wat iedere inwoner van Singapore wel kan zien. Alleen een met bananen beladen vrachtwagen bleek zijn vertrouwde waarnemingscontext aan te kunnen spreken en hem enig conceptueel houvast te bieden.’
Samengevat: in plaats van een vrachtauto die hij nog nooit gezien had, had hij virtueel een hem óverbekend levend wezen ‘mens’ gezien. De realiteit van dit verschijnsel is in de tweede helft van de vorige eeuw onweerlegbaar aangetoond door de psychologie en de filosofie.
[het begrip ‘grensoverschrijdende ervaring’ ontleen ik aan Hans Gerding, emeritus hoogleraar metafysica in de geest van de theosofie aan de Universiteit Leiden]
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]
recent commentaar