Dat was groot nieuws, medio vorige week. ‘Kabinet wil onduidelijkheid rond levenseinde wegnemen’, luidde de kop boven een groot artikel in NRC Handelsblad van donderdag 13 oktober. Dat is erg kort door de bocht geformuleerd, en het is een veelzeggend onduidelijke formulering, maar waar het inhoudelijk om gaat, werd meteen óverduidelijk. Het gaat over een nieuw initiatief van het kabinet inzake een variant van een oud, essentieel probleem, namelijk de vrijwillige levensbeëindiging onder de naam euthanasie. Over sommige aspecten daarvan is veel onduidelijkheid en daar wil het kabinet een einde aan maken.
Het nieuwe zit ‘m erin dat nu de twee bij dit thema betrokken ministers, Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, VVD) en Van der Steur (Veiligheid en Justitie, VVD), komen met een pleidooi voor ‘aanvullende wetgeving waarmee ouderen uit het leven kunnen stappen wanneer zij dat leven ONDANKS GOEDE GEZONDHEID ervaren als een te zware last of geen mogelijkheden meer zien tot een ZINVOL BESTAAN.’
Zoals het hier staat, stond het ook in NRC Handelsblad. De hoofdletters in het citaat heb ik aangebracht; dat is de kern van het nieuwe. We waren in Nederland gewend geraakt aan het feit dat artsen een ongeneselijke of anderszins zeer ernstig zieke patiënt zó mogen behandelen dat hij, ietwat omfloerst gezegd, ‘uit zijn lijden verlost wordt’.
Dat artsen soms zo handelen, is op zichzelf zo oud als de wereld. Maar praktisch altijd gaat het dan volgens het Franse gezegde ‘Cela se fait, cela ne se dit pas’: iedereen doet en iedereen weet van iedereen dat die het ook doet, maar we praten er niet over. Alleen in de wandelgangen wordt er soms terloops iets over gezegd.
In Nederland zijn we daar tegenwoordig relatief openhartiger over. Dat wordt door velen als relatief goed gezien. Verpleeghuisarts-filosoof Bert Keizer schrijft daar wijs en genuanceerd over in ‘Tumult bij de uitgang – Lijden, lachen en denken rond het graf’ (Lemniscaat Rotterdam, 2013).
Bijzonderheden over het hoe en wat van euthanasie, komen geregeld ter sprake in de media, maar over euthanasie gaat dit initiatief van het kabinet juist niet. Nu gaat het alleen om een plan voor een nieuwe wettelijke regeling die bedoeld is om allerlei criteria die nu gelden voor legitieme euthanasie te omzeilen. Terminale ziekte, ondragelijk lijden en aanverwante voorwaarden vervallen nu. ‘Zelfs een stapeling van ouderdomsklachten die leiden tot een ondraaglijk leven’ hoeft niet meer. Het is bedoeld voor ‘Gezonde mensen, die desondanks het leven niet meer zien zitten’ (NRC Handelsblad). Het probleem staat bekend onder de naam ‘voltooid leven’.
Het plan riep, zoals te verwachten, veel en ernstige en zwaarwegende reacties en commentaren op. Over één aspect heb ik nergens iets gelezen of gehoord – noch in de media noch in de toelichting

Albert Camus | Afbeelding Wikipedia
van de kant van de initiatiefnemers. Ik bedoel de kwalificatie van vrijwillige levensbeëindiging zoals die wordt genoemd in de opening van het klassieke essay ‘De mythe van Sisyphus’ van Albert Camus (1942): ‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: dat is de zelfmoord’. En er kan geen misverstand over zijn: daar gaat het om in dit plan van de twee ministers. Moord met uitdrukkelijk voorbedachten rade. Dat de dader dezelfde persoon is als de moordenaar, doet in eerste instantie minder ter zake.
Die aanhef van het essay van Camus is een opmerkelijk begin, stelt Esther Wit, afgestudeerd aan de Universiteit voor Humanistiek, hoofdredacteur van de Humanistische Canon, ‘al was het maar omdat we bij filosofie eerder aan zaken als waarheid en ethiek denken, dan aan zelfmoord’:
http://www.humanistischecanon.nl/existentialisme/camus__mythe_van_sisyphus.
Dat laatste is zeker waar. Maar Esther Wit maakt een voorbehoud. Ik herhaal het IN HOOFDLETTERS: ‘We denken bij filosofie EERDER aan zaken als waarheid en ethiek, dan aan zelfmoord’. Sommige filosofen, vooral zij die het absolute nulpunt van de filosofie proberen te vinden, denken dan aan iets anders en kiezen als eerste thema de vraag ‘Waarom is er iets, en niet veeleer niets?’
Die vraag is niet te beantwoorden. Daarover zijn alle filosofen het eens. Juist dat maakt hem zo oer-filosofisch, redeneren sommigen. En als je die filosofische oer-vraag verbindt met wat volgens Camus het enige waarlijk serieuze probleem van de filosofie is, komt er een belangwekkende vraag op tafel die tegelijk oer-filosofisch EN wèl te beantwoorden is: ‘Waarom BEN IK er, en ben ik er niet NIET?’
Op die vraag hebben velen een antwoord gegeven. Eén ervan luidt: ‘Omdat mijn medemensen niet zonder mij kunnen’. Een ander antwoord luidt: ‘Die vraag moet je anders stellen. Eigenlijk ben ik, en is evenzo ieder mens, er afwisselend wel en niet’. Zó kom je dan op de reïncarnatie – ook een belangrijk onderwerp in de filosofie.
Enzovoort. Via via kom je, wanneer je echt goed redeneert, vanuit die openingszin van Camus vanzelf op de hele filosofie. En in de ruim zeventig jaar die sinds de publicatie van dat essay verstreken zijn, heeft de empirische wetenschap zoveel vooruitgang geboekt, dat ook daar zwaarwegende argumenten te vinden zijn die maken dat het ‘voltooid leven’ probleem fundamenteel anders benaderd moet worden dan in de toelichting bij dit plan beschreven is.
Zelfs maar een aanduiding van die fundamenteel andere benadering van het plan van Edith Schippers en Gerard Adriaan van der Steur heb ik, zoals al gezegd, nergens gehoord of gelezen. Kennelijk hebben deze twee initiatiefnemers zelf in hun toelichting niets in die richting gezegd. Dat getuigt van laakbare onwetendheid en erger.
Daarom doet zich in de voorgenomen aanpak van het ‘voltooid leven’ probleem door het kabinet een variant voor van de zaak die was aangespannen door klimaatorganisatie Urgenda en die op 24 juni 2015 zijn voorlopig beslag kreeg. De rechter in Den Haag heeft toen bepaald dat de Nederlandse Staat in 2020 de uitstoot van het broeikasgas CO2 met ten minste 25 procent moet hebben teruggebracht ten opzichte van het niveau in 1990. De rechter was van oordeel dat de Staat een ZORGPLICHT heeft voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
‘Zorgplicht’ van de Staat: dat is ook hier in het geding. Mensen moeten vrij zijn om hun eigen leven te beëindigen, maar de overheid mag dat niet faciliteren door alle kennis en wijsheid die daarover in de filosofie en de wetenschap leeft, dood te zwijgen.
Het plan van de beide ministers lijkt voorlopig geen schijn van kans te maken. Volgens veel commentatoren is het ook alleen bedoeld als stunt in de aankomende verkiezingscampagne. Maar als het op langere termijn serieus lijkt te worden, overweeg ik om, net als Urgenda in verband met de de uitstoot van het broeikasgas CO2, de Staat bij de rechtbank aan te klagen wegens bedrieglijke voorlichting.
Interessant. Ik wil meer lezen!
T.a.v. Nelle Amons: je wens wordt verhoord. Ik plak om te beginnen mijn stukje over het boek van Bert Keizer hieronder:
Voor De Ster van 14 januari 2014
Rudolf Steiner en Bert Keizer
‘Meeslepend’ kwam verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer twee weken geleden in een boekenprogramma van de VPRO vertellen over zijn nieuwe boek, Tumult bij de Uitgang – Lijden, lachen en denken rond het graf. Zo oordeelde Jannetje Koelewijn in de NRC H van 30 december. ‘Venijnige humor, verpletterende eerlijkheid’, vatte ze samen.
In De Ster van 17 december schreef ik al over dit boek. Ik kom er nog eens op terug, besloot ik toen; dat doe ik dus nu. Want ook mij heeft Keizer … – nee, niet ‘meegesleept’; hij heeft mij met zijn boek meegenomen; ik bleef en blijf recht overeind. In mijn verbeelding lees ik, samen met hem, telkens opnieuw in zijn boek. Afwisselend ga ik in stilte en eenzaamheid over hoge toppen van waardering voor zijn stilistische vaardigheid en van zijn wijsheid inzake sommige aspecten van zijn werk, en door diepe dalen van wanhoop over zijn onbenulligheid en onwetendheid inzake andere aspecten.
‘De kunst is lang, het leven kort’, leerde ons aller leermeester Hippocrates in de grijze oudheid al. Het einde van het leven is helemaal een lang verhaal. Over wat Keizer debiteert in ‘Tumult … ‘, zou een zeer lang verhaal geschreven kunnen en moeten worden, want Keizer zit er in sommige aspecten gruwelijk naast. Hier in De Ster moet ik het kort houden. Ik beperk me tot een van de ergste missers in dit overigens zo voortreffelijke en onthullend eerlijke boek: zijn hoofdstuk over ‘De filosofie van de vrijheid’ van Rudolf Steiner, blz. 228 – 235.
‘Ik vond het lastig om te lezen, omdat Steiner allerlei begrippen die je wel kent, net iets anders gebruikt …’, verontschuldigt Keizer zich in de eerste zin; dat is zacht uitgedrukt. Hij worstelt als een blind paard met Steiner. Vooral het centrale begrip in Steiners filosofie, ‘intuïtie’, moet het ontgelden. Keizer heeft totaal niet door dat Steiner dit begrip in een specifiek eigen betekenis gebruikt. Dat Keizer dat niet snapt is onbegrijpelijk, want de vertaler, Pim Blomaard, legt het uitgebreid, mijns inziens voor ieder intelligent mens duidelijk uit in zijn redactionele commentaar bij zijn vertaling.
Een aanvullende uitleg kan ik anno 2014 in mijn eigen woorden kort en eenvoudig geven. Daartoe verwijs ik naar onze nationale filosoof-voetbalheld Johan Cruijff. Je gaat het pas zien, als je het begrijpt, hebben we van hem geleerd. Ietwat kort door de bocht uitgelegd, verwoordt Cruijff daarmee eigenlijk de essentie van de filosofie van Steiner. Door introspectie kun je in je zelf waarnemen hoe je denkt en zodoende de wereld begrijpen. Voor zover je die introspectie door oefening scherper en sterker maakt, kom je dichter bij de intuïtie zoals Steiner die bedoelt. Dat proces heet ‘innerlijk waarnemen van iets waar je mee verenigd bent’ (Pim Blomaard in een toelichting bij de tekst).
Keizers klacht dat Steiner geen argumenten levert (blz. 229), is dan ook helemaal beside the point. Steiner redeneert hier niet, hij bouwt hier niet een discursief betoog op. Hij doet iets anders. Hij geeft tot in vergaande bijzonderheden in woorden weer wat hij in zijn persoonlijke binnenwereld recht-toe-recht-aan ziet. Al doende daagt hij de lezer uit om in diens eigen persoonlijke binnenwereld te kijken, en om datgene wat hij daar ziet te vergelijken met wat Steiner schrijft wat die innerlijk waarneemt.
Dat is precies het zelfde wat een kenner van kunst of literatuur doet wanneer hij uitlegt wat hij ziet in een schilderij of leest in een gedicht. Argumentatie is in die werkwijze nauwelijks aan de orde. Het enige wat nodig is, is enige sociale chemie tussen deskundige en toehoorder, een minimale overeenstemming op gevoelsniveau. Die ontstaat vaak eerder en gemakkelijker in een live mondelinge interactie dan via eenzame lectuur van gedrukte woorden, en daardoor komt begrip vaak soepeler tot stand in een gesprek dan door zomaar lezen – maar wie boeken schrijft, weet dat en oordeelt met die wetenschap over wat hij leest.
En ook wie boeken uitgeeft, weet dat. Hier is iets heel vreemds gebeurd. Waarom heeft de uitgever van ‘Tumult …’, Jean-Christophe Boele van Hensbroek, zijn auteur niet beschermd heeft tegen de massale uitglijder die hij in dit hoofdstuk van zijn boek maakt? Die uitgeverij is nota bene Lemniscaat in onze eigen Deelgemeente! Een halve eeuw geleden opgericht met uitdrukkelijk antroposofische inspiratie! Ik schreef er eerder over in De Ster, op 20 maart 2012.
Ik bespeur een eigenaardige ‘chemie’ tussen Keizer, Boele van Hensbroek, Steiner en, eerlijk is eerlijk, mijzelf, en heb er nog veel meer over te zeggen. Dat komt om te beginnen op de site van De Ster.
Maarten Verkerk, christelijk filosoof, 20 oktober in de NRC Handelsblad: ‘Als je geleerden laat nadenken over euthanasie, neem ze dan ook serieus’.
De regering stelde de commissie Voltooid Leven in, maar nam vervolgens een makkelijk en populistisch besluit over hulp bij zelfdoding. Het standpunt van het VVD-PvdA-kabinet over hulp bij zelfdoding is onthutsend. Inhoudelijk is er het nodige over te zeggen, maar de verbijstering begint al bij de gekozen procedure. Het is een uiterst gevoelig onderwerp en daarom werd een breed samengestelde groep gevraagd om voor het kabinet het nodige denkwerk te verrichten.
….
Ik daag iedereen uit voor de spiegel te gaan staan en zich de vraag te stellen of men niet een tandje hoger kan bij het aandacht geven aan kwetsbare burgers die lijden aan het leven. Ik hoop op inspirerende antwoorden. Ik daag het kabinet uit eveneens voor de spiegel te gaan staan en zich te schamen over het gebrek aan inhoud en de getoonde oppervlakkigheid. En dan spreekt zwijgen het luidst.