‘Onverklaarbare zaken’ in de Libelle – vierde aflevering: ‘… dit soort ervaringen’

Afgelopen weken schreef ik hier over filosoof en parapsycholoog professor dr. Hans Gerding, emeritus bijzonder hoogleraar Metafysica IN DE GEEST VAN DE THEOSOFIE aan het Instituut voor Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden. De reden waarom ik ‘in de geest van de theosofie’ hier met hoofdletters schrijf, kunt nalezen in een van de vorige afleveringen: desteronline.nl/onverklaarbare-zaken-libelle-tweede-aflevering.

Hier borduur ik er verder op voort. De grote betekenis van het onderwerp van dit Libelle-verhaal in combinatie met de, voorzichtig gezegd, voor-discussie-vatbare manier waarop erover geschreven is in deze Libelle, verdient helaas zeer veel aandacht.

Vandaag zijn het twee-plus-drie woorden in de tekst van Gerding die me tot een ernstig weerwoord motiveren. In de hier geciteerde passage print ik ze kapitaal.

“Gerding noemt dit soort zaken ook wel ‘grensoverschrijdende ervaringen’. Daarmee bedoelt hij ervaringen waarin de ‘norma1e’ grenzen tussen ruimte en tijd, tussen leven en dood en tussen je

Vlucht naar de hemel (Jheronimus Bosch)

Vlucht naar de hemel (Jheronimus Bosch)

vertrouwde identiteit en lichamelijkheid worden overschreden. Denk aan bijna-doodervaringen, … … uit wetenschappelijk onderzoek, bestaande uit ONDER ANDERE een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking, blijkt dat maar liefst vijftig procent van de ondervraagden DIT SOORT ERVARINGEN wel eens heeft gehad.”

Met permissie, Hans, [ik spreek hem nu in de tweede persoon aan; we kennen elkaar al vele jaren goed en zijn geheel on speaking terms met elkaar], in een gesprek over de wetenschappelijke benadering van een onderwerp kun je niet in zulke vage bewoordingen spreken. ‘Ieder mens heeft wel eens dit soort ervaringen’: deze bewering is void, leeg, zinloos wanneer je niet redelijk goed gespecificeerd hebt wat je onder ‘dit soort’ verstaat.

Ik focus nu op de bijna-doodervaringen die je noemt. Begin deze eeuw werd dit thema wereldwijd een hype; de verhalen erover zijn me goed bekend. En om met de deur in huis te vallen: zelfs onze Nederlandse, destijds wereldberoemde auteur over de zogenoemde BDE, de Arnhemse cardioloog Pim van Lommel, noteert ergens terloops dat natuurlijk niet precies te definiëren is wat een bijna-doodervaring is.

In de hoogtijdagen van de hype hierover, intussen ongeveer tien jaar geleden, heb ik het werk van deze Pim van Lommel hierover uitvoerig bestudeerd. Ik ben hem zelfs eenmaal persoonlijk tegengekomen [je raadt nooit waar: in, of all places, het Goetheanum, het centrum van de internationale antroposofische beweging, in Dornach bij Bazel, waar hij een lezing mocht geven! Als emeritus hoogleraar theosofie is de plaats aan jou goed bekend!] en hij was evident not amused oftewel met hem ben ik helemaal niet on speaking terms.

Nadere documentatie over de stelling die ik hierbij aan jou en de lezers van De Ster voorleg zou je kunnen vinden in enkele scripties die in die zelfde hype-periode derdejaars studenten psychologie over dit onderwerp gemaakt hebben. Ik geeft aan die stelling de formulering die een van die studenten in de samenvatting van de scriptie schreef:

‘Door middel van een literatuuronderzoek wil ik de Bijna Dood Ervaring via de parapsychologische benadering verklaren. Een absolute beperking van dit onderzoek is het feit dat er geen consensus is over wat een Bijna Dood Ervaring eigenlijk inhoudt. De fysiologische, psychologische en neurofysiologische benaderingen gaan uit van de gedachte dat een Bijna Dood Ervaring veroorzaakt wordt door een psychische of lichamelijke oorzaak. De paranormale benadering gaat uit van de gedachte dat het bewustzijn het lichaam overleeft en zo de verschijnselen verklaart die optreden bij een Bijna Dood Ervaring. Uit onderzoek is gebleken dat de paranormale benadering niet voldoende wetenschappelijk bewijs kan leveren om de Bijna Dood Ervaring te verklaren. De fysiologische en neurofysiologische benadering geven wel een wetenschappelijke onderbouwing om de Bijna Dood Ervaring te verklaren. Toch blijkt dat de Bijna Dood Ervaring door geen van de bovenstaande modellen in zijn totaal verklaard kan worden.’

Anders dan jij in de Libelle stelt, wordt aan ‘dit soort ervaringen’ in de universiteit wel degelijk aandacht besteed – maar anders, beter en vooral korter dan jij en de anderen die in de Libelle aan het woord komen, doen.

Ik ben benieuwd of je hier iets op terugzegt!

Hugo Verbrugh