Zaterdag tien dagen geleden had NRC een bericht en een uitgebreid artikel met achtergrondinformatie over een kwakzalver die ondanks een vernietigend dossier van vele jaren gewoon kan doorgaan met zijn praktijk. ‘Alternatieve genezers zijn populair’ stond in de ondertitel.

Oude tijden herleven. Ooit, toen mijn pensioen nog ver in ’t verschiet lag, was dit thema geregeld heet nieuws. Eind vorige eeuw is het ietwat weggeëbd uit de publieke belangstelling. Dat was niet terecht, blijkt nu. Een kleine update is dringend nodig.

Allereerst de terminologie. Sommigen maken geen verschil tussen kwakzalverij en alternatieve geneeswijzen. Met name de activisten in de Vereniging tegen de Kwakzalverij zien dat zo. Ook in de beide teksten in NRC worden de beide termen door elkaar gebruikt. Praktisch overal elders is dat anders. Zowel de Commissie Alternatieve Geneeswijzen (voorzitter P. Muntendam, 1977-1981) en de Commissie Alternatieve Behandelwijzen en Wetenschappelijk Onderzoek (voorzitter Els Borst, 1983-1993), waren daar heel duidelijk in. Kwakzalvers werken bijna altijd alleen of in kleine teams. Alternatieve genezers zijn altijd lid van een of andere groep, waar althans énige sociale controle is. Dat laatste strekt zich ook uit tot de buitenwereld. In beide genoemde commissies deden vertegenwoordigers mee van de vijf belangrijkste ‘richtingen’ die destijds werden onderscheiden: de acupunctuur, de antroposofische geneeskunde, de homeopathie, de natuurgeneeswijze en de paranormale geneeskunde.

Allemaal hebben ze, net als de talloze minder algemeen bekende richtingen een organisatie waarbinnen een theorie wordt beheerd, verder ontwikkeld wordt, en wordt doorgegeven aan leerlingen en nieuwe leden. Iedereen kan daar kennis van nemen en met de genezers in gesprek gaan. In beide genoemde commissies heeft dat – ik spreek als getuige en ervaringsdeskundige – goed gewerkt. De antikwakvereniging stelt zich op voorhand uitdrukkelijk niet open voor het alternatieve, wat soms tot rare taferelen leidt. In het tijdschrift Civis Mundi van juni 2005 heb ik daar in een artikel ‘Dwaalwegen in de geneeskunde: een nieuw fenomeen op het gebied van ontsporingen in de wetenschap’ over geschreven [Ster-lezers die dat willen lezen kunnen mij mailen: hugo@verbrugh.nl, dan stuur ik hen de tekst].

Ondubbelzinnig duidelijk is ook het verschil in theorie en methode tussen alternatief en regulier. Reguliere medische wetenschap baseert zich op wat iedereen met eigen ogen kan zien. Van ‘ziekte’ is in die visie alleen sprake voor zover een klacht over gezondheid in een evidente samenhang gebracht kan worden met wat de patholoog anatoom zichtbaar kan maken. Het plaatje bij dit stukje illustreert wat ik hiermee wil zeggen.

Het komt uit het eerste boek over chirurgische pathologie in de geschiedenis van de geneeskunde, De Recondita Abscessuum Natura, ‘Over de verborgen aard van abscessen’,  van Marco Aurelio Severino (1632). Het levert in meerdere perspectieven een interessante en leerzame momentopname uit de geschiedenis van het wetenschappelijke basisvak van de moderne geneeskunde: de pathologische anatomie. (1) Het illustreert waar de kracht van de moderne medische wetenschap ligt. Dat is in het feit dat ze zich beperkt tot wat ze ruimtelijk-fysiek kan onderzoeken en dan handgreiflich zichtbaar kan maken wat ze gevonden heeft. Dat handgreiflich zichtbare heet de ‘lesie’. En zonder fysieke lesie is er, wetenschappelijk bezien, geen ziekte! (2) Maar het plaatje illustreert ‘buiten beeld’ ook de beperkingen. Het toont een hart dat bij lijkopening was gevonden – althans zoals de tekenaar het gezien meende te hebben. Anatomisch is aan dit hart van alles aan te merken, maar dat laat ik terzijde. In het opengesneden hart toont de patholoog-anatoom volgens het bijschrift in het boek een ‘anguis’ (slang) ‘bifidus’ (met twee uiteinden) ‘flagellosus’ (met zweep-draden). Die zou bij de lijkopening in het hart zijn aangetroffen. Het ding is twee maal afgebeeld: in het hart opgekronkeld zoals het daar gevonden zou zijn, en meer of minder uitgeprepareerd ernaast. Didactisch goede presentatie van de bevindingen was destijds al een verworvenheid van de patholoog-anatomen! Maar niet alleen is het hart verkeerd getekend, ook deze zogenaamde ‘anguis bifidus flagellosus’ is zeker een fantasie-product dat in werkelijkheid nooit bestaan heeft. Het kan alleen een postmortaal (= na de dood in het lijk gevormd) bloedstolsel zijn geweest, dat met behulp van de levendige fantasie van Severinus tot de zogenoemde ‘anguis‘ is omgetoverd. (3) Zulke vergissingen zijn van alle tijden. Wij zien alleen wat wij vooraf al menen te weten wat er is. Wij maken vandaag de dag in onze duiding van wat wij zien soortgelijke fouten als Severino bijna vier eeuwen geleden maakte in zijn duiding van de post-mortale bloedstolsels. En dat doen we vooral in onze duiding van verschijnselen in verband met ziekte, gezondheid, genezing en preventie van ziekte.

In die vergissingen ligt de kracht van de alternatieve geneeswijzen. Die kennen en behandelen juist die aspecten van ziekte waar weinig of niets ‘handgreiflich’ te zien is. Volgende week verder: over verschillen en overeenkomsten tussen kwakzalverij en wetenschap.

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.