Taal leeft. Woorden zijn micro-organismen. Ze ontstaan, groeien, ontwikkelen zich, sterven af. Ze vermenigvuldigen zich, er komen nieuwe. Neem het bericht over de nieuwe ijzervretende bacterie [7 december 2010]: ‘Wetenschappers hebben een nieuwe soort bacterie ontdekt: de Halomonas titanicae. Het organisme werd aangetroffen op het roestige metaal van de Titanic. De bacterie haalt zijn voedsel en energie uit roest en eet de Titanic dan ook letterlijk op. Een robot haalde in 1991 een aantal delen van de Titanic boven water. Onderzoekers troffen daarop de bacterie aan en startten een studie naar het organisme. Na een uitgebreide analyse van diens DNA kan nu met zekerheid worden vastgesteld dat het om een nieuwe soort gaat.’ [International Journal of Systematic and Evolutionary Microbiology].

Grote paradijsvogel (paradisaea apoda)
En net als levende wezens in biologische zin, kunnen woorden kunstmatig veranderd worden. Neem de UBO die afgelopen weken opeens populair werd. Ik had er nog nooit van gehoord, en de naam suggereert een nieuw soort vogel in Blijdorp, maar de UBO blijkt al vele jaren te bestaan, en is hoogstens een soort paradijsvogel. Op de site van de Belastingdienst kunt u de UBO tegenkomen. Een UBO is een ‘Ultimate Beneficial Owner’, oftewel de Uiteindelijk belanghebbende.
Ik ga het zo simpel mogelijk samenvatten [althans voor zover ik het begrijp; dat voorbehoud is nodig, want voor zover ik het echt begrijp, is het zó ingewikkeld dat ik, als ik het echt begreep, rijk genoeg zou zijn om het hele pand waarin het Rotterdams Persagentschap kantoorhoudt en nog veel meer Kralings vastgoed zou kunnen kopen].
Een UBO is iemand die kan doen alsof hij er niet is. Zo iemand heeft bijvoorbeeld een miljard verdiend in het vastgoed, en wil daar ongestoord van genieten. Dan maakt hij dat geld via organisaties in Panama en de Maagdeneilanden onder de naam UBO over naar een rekening bij een bank in de buurt. Daar kan hij het via een geheim codenummer in contanten opnemen – aan het ‘Loket voor discrete geldopnamen’.
Die naam verzin ik niet. Van lang geleden herinner ik me hoe in de hal van de Zwitserse luchthaven Cointrin, Genève, een ‘guichet discret’ was. Of het er nu nog is, weet ik niet; voor het Zwitserse bankgeheim zijn intussen andere tijden aangebroken. Of, misschien beter gezegd: de de gouden tijden voor het geheime leven van de superrijken en hun geldbeheerders die zich tot eind vorige eeuw vooral in Zwitserland afspeelden, hebben zich nu verspreid over ons gehele global village, onze hele wereld als één groot dorp.
Excuus, lezer, als ik ietwat kribbig overkom in dit stukje – maar ik heb het éven gehad met de UBO en al die andere kunstwoordjes die nu de wereld ingeslingerd worden. Ik zoek troost in een citaat uit het hoofdstuk Acronimofilie: W.v.t.t.k., uit de syllabus die ik elk jaar schrijf voor mijn studenten in mijn keuzevak Toegepaste Wetenschapsfilosofie.
Ik zou het zelf niet hebben kunnen bedenken, maar de naam W.v.t.t.k is echt de naam van een horeca-gelegenheid in Rotterdam. Zo’n afkorting die wordt gebruikt als naam heet ‘acroniem’ [van het Griekse ‘akros’ = punt; het woord ‘acronimofilie’ heb ik zelf bedacht als naam voor dit hoofdstuk].
Het gebruik van acroniemen is al oud. Een klassiek voorbeeld is ICHTHUS: Iesous CHristos THeou hUios Soter: Jezus Christus, Gods zoon, Redder; het woord ichthus betekent vis, en dat komt terug in de populariteit van plaatjes van een vis in de vroeg-christelijke cultuur.
Over acroniemen wordt verschillend geoordeeld. Een bekende criticus is de Duitse filoloog [= taalkundige] Victor Klemperer (1881-1960). In 1957 publiceerde hij ‘LTI – Notizbuch eines Philologen’. LTI is een door hem verzonnen acroniem voor Lingua Tertii Imperii, de taal van het Derde Rijk [= Nazi-Duitsland]. Acroniemen zijn tegenwoordig taalverloederende gedrochten, stelt Klemperer. De UBO documenteert dit.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]
recent commentaar