Als ik iemand vertel dat ik de serie Utopia volg, dan word ik meestal meewarig bekeken. Soms zegt zo iemand ijskoud: ,,Ik kijk niet naar die onzin”, alsof ik een randdebiel ben, omdat ik de serie wel volg. (hun TV keuzes vind ík dan meestal weer vreselijk, maar dat terzijde) Daarom wil ik een lans breken voor Utopia. Als je naar een film of een toneelstuk kijkt, kijk je naar iets wat de schrijver heeft verzonnen, niets is echt, alles wat je ziet is nep. Bij Utopia is alles echt. Als mensen daar huilen van liefdesverdriet is dat echt. Als mensen woedend, teleurgesteld, enthousiast, gemeen, grof of liefdevol zijn, dan is dat allemaal echt. Als ze in hun frustratie stomme dingen zeggen, dan is dat echt. Natuurlijk weet ik dat er wel enige manipulatie is. John de Mol bepaalt uiteindelijk wie er aan meedoen en de regisseur bepaalt welk plaatje hij wel of niet laat zien. Maar je ziet zelden acteerwerk. Wat mij bij Utopia bijvoorbeeld opvalt, is dat veel vooroordelen over het gedrag van mensen ook niet voor niets zijn ontstaan. Na verloop van tijd wordt het je als kijker duidelijk waarom iemand zwerver is geworden. Je kijkt als het ware bij de man in zijn schedel. Je ziet zijn tekortkomingen.Utopia

Je ziet ook dat de mensen met de grootste bek het meest hun zin krijgen. Allemaal vooroordelen die gewoon kloppen. Je ziet dat vrouwen het bijna niet kunnen laten om over liefde te praten. Je ziet iemand met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, die absoluut niet om kan omgaan met een vrouw die wel een Nederlandse culturele achtergrond heeft. Je ziet ook dat bijna iedereen een maatje nodig heeft, af en toe een arm om de schouder. Je ziet ook wie intelligent is en wie de holle vaten zijn. Sommigen kunnen hun idee goed naar voren kan brengen, anderen helemaal niet. Die zeggen wel iets in de groep, maar dat is iets anders dan dat ze eigenlijk duidelijk willen maken. Dus onbegrip in de groep. Utopia is heel erg een les in mensenkennis. Ik denk dat jongelui die psychologie studeren heel veel baat hebben bij het kijken naar Utopia.

Jacques Beket