Het Ministerie van VWS, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, organiseert eenmaal per maand een zogeheten ‘verdiepingslunch’. Ze nodigen dan iemand van buiten uit die iets te melden heeft dat voor de medewerkers interessant kan zijn; die mag daar over komen vertellen en dan is daar een gesprek over.

Onlangs mocht ik meedoen. Ik had minister Schippers een exemplaar gestuurd van mijn boek ‘Voeding, brein en ritme’; nu was ik uitgenodigd om een presentatie te geven over wat ik in dat boek aan de orde stel en er met geïnteresseerde ambtenaren over te discussiëren. Het gesprek kwam me goed uit, want intussen had ik van een top-tien bevriende kritische lezer een behartigenswaardig commentaar gekregen: ‘Het is leuk om te lezen, alleen weer echt typisch Verbrugh,’ schreef hij, ‘je krijgt nooit echt te horen waar het over gaat, … . Het is een aaneenschakeling van cliffhangers, maar uiteindelijk valt een mens dan toch naar beneden vanwege de intellectuele spierkramp! … het stopt ergens, waar je m.i., al was het maar om de iets minder getalenteerde lezer tegemoet te komen, een paar stappen verder zou kunnen gaan.’

De ware vriend is hij die mijn feilen toont, deze feedback trof doel en de VWS-verdiepingslunch leek me een prima aanleiding om een paar stappen verder te gaan. Nu ga ik hier samenvatten wat ik daar gezegd heb en probeer echt te laten horen waar het over gaat.

Wetenschap en politiek is een pikante mix. Ze verschillen hemelsbreed van elkaar en zijn bijna hetzelfde. Een beetje filosofie erbij is noodzakelijk om te begrijpen hoe die paradox in mekaar steekt.

Politiek is die Lehre vom Möglichen, ‘de leer van het mogelijke’, weten we sinds Otto von Bismarck (1815 – 1898), van 1865 tot 1890 kanselier van het toenmalige keizerrijk Duitsland, grootmeester in de Realpolitik. Alleen het landsbelang telt.

Wetenschap lijkt het tegenovergestelde van politiek. Wetenschap is the art of the soluble, ‘de kunst van het oplosbare’, leerde de bioloog Peter Medawar (1915 – 1987). De schematische grafiek op het plaatje bij dit stukje licht dit toe. In het begin is wetenschap eenvoudig, maar gaandeweg wordt het moeilijker. En hoe moeilijker een probleem (difficulty), dat wil zeggen hoe verder naar rechts op de horizontale as, hoe lager het corresponderende punt op de verticale as, dat wil zeggen kleiner de kans op succes, op rendement (payoff). De kunst is om het midden te vinden tussen inspanning en de kans op succes. Intuïtie leidt de onderzoeker naar de zone waar de problemen liggen die de meeste kans bieden opgelost te worden.

De lezer mag verder zelf nadenken of de conclusie van deze kleine analyse nu is dat wetenschap en politiek vooral op elkaar lijken of vooral van elkaar verschillen; ik illustreer mijn punt aan één bijzonderheid.

In ‘Voeding, brein en ritme’ stelde ik heel voorzichtig dat het geheim van goede voeding ligt in de kunst om in de omgang met voeding het juiste ritme te vinden. Dat leek en lijkt mij een uiterst gewaagde stelling. Daarom had ik kennelijk zó voorzichtig geformuleerd dat zelfs mijn beste vrienden die boodschap er niet uit haalden.

Medawar Zone

In Den Haag, waar de regels van de kunst van het mogelijke gelden, was ik wat driester. Dat durfde ik vooral omdat ik intussen van een onderzoeker op het gebied van de chronobiologie in Erasmus MC had geleerd dat volgens vele deskundigen binnen afzienbare termijn een fundamentele doorbraak zal plaatsvinden in de wetenschappelijke inzichten inzake ritme, brein en voeding. Er is grote kans dat het onderwerp de komende tijd een hoge plaats krijgt in de Medawar Zone.

Conclusie: gaat dit stukje nou over wetenschap of over politiek?

Hugo Verbrugh