Deze week maak ik een ietwat apart stukje in de vorm van twee antwoorden op de vraag in de titel.

Het eerste is een bijschrift bij de foto. Die is op Koningsdag bij ons thuis in de keuken gemaakt door mijn grote vriend de hoofdredacteur van De Ster. De republikein in de titel ben ik natuurlijk zelf, en het antwoord is simpel: ik bak tosti’s. Het verhaal erachter is niet helemaal simpel. Het begon een jaar of dertig geleden. Toen kwam onze jongste zoon op een leeftijd om de leuke dingen te gaan doen die kinderen op de vrijmarkt doen. Toevallig is die vrijmarkt in Kralingen een soort verlengstuk van onze achtertuin. Electrische stopcontacten zijn dus eenvoudig bereikbaar. Dat maakte het voor onze zoon eenvoudig om met een paar vriendjes op de grens van privé en openbaar terrein een tentje in te richten waar ze tosti’s verkochten. In de volgende jaren werd dat initiatief een groot succes als gevolg van twee factoren:

(1) Hun tosti’s waren van een onvergelijkbaar betere kwaliteit dan waar dan ook. Brood, boter en kaas kwamen van wat tegenwoordig Gimsel heet, ham van scharrelslager Thijs van den Kieboom.

(2) De prijs van hun tosti’s was even uniek: zegge en schrijve één daalder. Ik moet alleen wel bekennen dat die op valse concurrentie gebaseerd was. De winst voor de producenten zat ’m erin dat wij, de ouders, de ingrediënten betaalden [het moet feest zijn, toch?]. Toen onze jongste zijn eigen weg in het leven ging zoeken, vonden wij het spijtig als deze mooie traditie verloren zou gaan, dus nam ik die over. En zoals koning Willem zijn hoge ambt uitoefent met overeenkomsten en verschillen ten opzichte van de vorige generatie, zo oefen ik mijn nostalgische tosti-bakkerij uit met overeenkomsten en verschillen ten opzichte van vroeger. De kwaliteit van de ingrediënten is dezelfde gebleven, maar het prijskaartje is ietwat veranderd. Geïnspireerd door de zeven dwergen die Hugo Verbrughhet zo mooi gebleven lichaam van Sneeuwwitje voor geen goud ter wereld aan de prins willen verkopen, maar zwichtten voor de smeekbede van de prins ‘geef het me dan cadeau’, zo bak ik nu sinds jaar en dag tosti’s voor goede vrienden en verwanten en anderen die het gezellig vinden om op Koningsdag de grens van openbaar en privé terrein over te steken en bij ons in de tuin even uit te rusten van de feesterij daarginds. Zolang de voorraad strekt deel ik ze, onder het motto ‘les amis de mes amis sont mes amis’, de vrienden van mijn vrienden zijn ook mijn vrienden, gratis uit. It’s the economy, stupid, en hiermee bedrijf ik een klein stukje anti-stupid economy. Aldus het ene antwoord op de vraag in de titel. Het tweede leent zich helaas niet voor een plaatje. Het is een herinnering uit eind vorige eeuw. Op 22 april 1995 hield de Antroposofische Vereniging een symposium over karma en reïncarnatie. In een terugblik op prinses Juliana die 20 maart 2004 overleden was, schreef Cokky van Limpt twee dagen later in Trouw over dat symposium: ‘Op de eerste rij zit, achter een tafeltje met een vaasje lelietjes- der-dalen, prinses Juliana, geflankeerd door een oude vriendin en dr. Joanne Klink. Daar had ze om gevraagd: ze wilde naast Joanne Klink zitten, die zulke interessante boeken heeft geschreven over de herinneringen van kinderen aan hun vorige levens. Af en toe zie je de grijze hoofden naar elkaar buigen. Haar vriendin moet veel herhalen; prinses Juliana (bijna 86) hoort niet meer zo best’. Ik was aanwezig bij die bijeenkomst.

In het vragenuurtje na de lezingen stelde iemand een vraag over collectief karma. Dat is een bekend thema in de leer van de reïncarnatie, en in Nederland wordt het onder meer ingevuld in een visie op de relatie tussen de Oranjedynastie en het Nederlandse volk. Willem de Zwijger wordt in die visie gezien als de historische persoonlijkheid in wiens karma het lag om de bewoners van het land dat nu ongeveer Nederland is, te inspireren tot een gezamenlijk beleefde bovenpersoonlijke identiteit, ‘en iets daarvan straalt nu nog steeds af op de huidige Oranje-monarchen’, herinner ik me het antwoord van een van de aanwezige deskundigen op die vraag. Misschien maak ik het achteraf iets mooier dan het was, maar ik meen echt dat ik prinses Juliana toen instemmend zag knikken. In elk geval maakt die herinnering het voor de republikein die ik ben iets dragelijker om op een dag als eergisteren al het Oranje-rumoer aan te zien en aan te horen.

Hugo Verbrugh