We hebben gezeild in Friesland. Het lijkt duur, maar je slaapt op de boot, dus geen hotelkosten. Als je in gedachten de hotelkosten er aftrekt, heb je de boot bijna gratis. Er is niets zo heerlijk dan in die weidse natuur een eilandje uit te zoeken met een steiger en daar je potje te koken en te slapen.

Nu dacht ik dat zeilen niet moeilijk was. En dat is het ook niet. Even logisch nadenken en je vaart bijna vanzelf weg. Maar dat bleek toch een behoorlijke misrekening. Er staat een stevige bries en wij zeilen met een flinke vaart over het Heegermeer als wij plotseling bijna overboord slaan omdat de boot ineens stilstaat. Het duurt nog wel even voor wij het doorhebben: wij zitten vast in de bodem van het meer. Wij proberen de motor van onze zeilboot, maar niets helpt.

Het is al tegen vieren en het begint al donker te worden, dus het wordt tijd voor paniek. Eindelijk komt er een klein bootje met jongelui langs en wij roepen om hulp. Ze doen hun best, maar met hun kleine pruttelaartje achterop kunnen ze ons niet vlottrekken. Zij vertrekken, terwijl ze meewarig achterom kijken. Zo zitten wij meer dan een uur vast en ik begin scenario’s te verzinnen hoe wij hier de nacht door moeten brengen. Kunnen we niet beter naar de wal zwemmen en hulp halen? Maar daar lijkt mij het water van het Heegermeer toch te koud en te ruw voor met die witte koppen op de golven. In de verte komt weer een zeilbootje aan met een paar mensen aan boord. Vertwijfeld roep ik hen ook aan. Een van de jongens, een blonde Fries, klimt bij ons aan boord, slaat een touw om onze mast en ook om zijn middel, gaat buitenboord hangen en vraagt mij om hetzelfde te toen. Als wij beiden buitenboord hangen maakt de boot slagzij, zodat het zwaard uit de modder komt.

Mijn maat stuurt ons vlug met de motor naar dieper water. Ik sta te dansen op het dek: ,,we zijn gered!” Wanneer de Fries weer van boord stapt geef ik uit dankbaarheid hem en zijn metgezellen ieder een fles wijn. Als wij naar de haven varen breekt er een enorme stortbui los. Ik ben nat tot op mijn onderbroek als wij de haven van Heeg binnenvaren, maar het kan ons niet deren, want wij hebben de gevaren van het water getrotseerd en overwonnen. In Heeg is een heel goed restaurantje waar wij nog menigmaal toosten op de goede afloop, waarna wij wankelend ons bootje weer instappen om onze kooien op te zoeken.